• aan·een·slui·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aaneensluiten
sloot aaneen
aaneengesloten
klasse 2 volledig

aaneensluiten

  1. absoluut dicht tegen elkaar aankomen
  2. overgankelijk dicht met elkaar verbinden
  3. wederkerend zich ~: zich verenigen
     Het wordt tijd dat ze zich aaneensluiten en zich laten opnemen in het Duitse Rijk.[1]
  • zich aaneensluiten: een verbond sluiten
  1. Victoria Holt
    “De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823