aaneensluiten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aaneensluiten (hulp, bestand)
- IPA: / anˈenslœytə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·een·slui·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aaneen en sluiten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aaneensluiten |
sloot aaneen |
aaneengesloten |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
aaneensluiten
- absoluut dicht tegen elkaar aankomen
- overgankelijk dicht met elkaar verbinden
- wederkerend zich ~: zich verenigen
Spreekwoorden
- zich aaneensluiten: een verbond sluiten
Vertalingen
1. dicht tegen elkaar aankomen
Gangbaarheid
- Het woord 'aaneensluiten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.