• aan·een·hou·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aaneenhouden
hield aaneen
aaneengehouden
klasse 7 volledig

aaneenhouden

  1. overgankelijk zorgen dat twee of meer dingen een geheel blijven
    • De boot werd met touwtjes aaneengehouden.