hield aaneen
- hield aan·een
vervoeging van |
---|
aaneenhouden |
hield aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenhouden
- Ik hield aaneen.
- Jij hield aaneen.
- Hij, zij, het hield aaneen.
- Ik hield aaneen.
- Het woord 'hield aaneen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.