aaneenhechten
- Geluid: aaneenhechten (hulp, bestand)
- IPA: / anˈenhɛxtə(n) / (4 lettergrepen)
- aan·een·hech·ten
- samenstelling van aaneen en hechten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aaneenhechten |
hechtte aaneen |
aaneengehecht |
zwak -t | volledig |
aaneenhechten
- overgankelijk aan elkaar vast hechten
- Deze vezels zijn nog niet aaneengehecht.
- aaneenbinden, aaneenkoppelen, aaneenknopen, aaneenplakken, aaneenrijgen, aaneenschakelen, aaneenvoegen, combineren, samenhechten, vasthechten
- Het woord 'aaneenhechten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.