combineren
- Geluid: combineren (hulp, bestand)
- com·bi·ne·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samenvoegen’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
- afgeleid van het Franse combiner (samenvoegen) (met het achtervoegsel -eren ) of Latijnse bīnī (twee tegelijk, dubbel) met het voorvoegsel com- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
combineren |
combineerde |
gecombineerd |
zwak -d | volledig |
combineren overgankelijk [3]
- door elkaar doen
- Door deze rode en witte verf te combineren krijg je roze verf.
- Onderzoekers van de Universiteit van Texas kwamen er onlangs achter dat het land waarin ouders wonen hierbij een rol speelt. Sterker nog: de mate van geluk hangt volledig af van bestaande sociale voorzieningen als het aantal vakantiedagen of betaalbare dagopvang. Gelukkiger van het krijgen van kinderen word je namelijk pas écht wanneer het combineren van werk en de zorg voor kinderen zo min mogelijk stress oplevert, aldus de onderzoekers.[4]
- tegelijk dragen
- Je kunt die trui goed combineren met je nieuwe spijkerbroek.
- met elkaar in verband brengen, verbinden
- Deze tomatenburger is in principe vegetarisch, maar de ingrediënten combineren - net als bij een echte hamburgerook goed met vlees of vis.[5]
- De politierechercheur combineerde alle onderzoeksresultaten en kon zo de moordenaar opsporen.
- (sport) samenspel plegen
- De spelers van Ajax konden zo snel combineren dat de tegenstander altijd te laat was.
1.
3. met elkaar in verband brengen
- Het woord combineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "combineren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "combineren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ combineren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Anne Corré 29 juni 2016
- ↑ NRC Sam de Voogt 25 mei 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be