2. maaidorsmachine

v samenwerkingsvorm:

m/v landbouwmachine:

  • v: com·bi·ne
  • m/v: com·bine
enkelvoud meervoud
naamwoord combine combines
verkleinwoord - -

de combinev

  1. (sport) groep wielrenners die tijdens een koers samenwerken om hun meest gevreesde tegenstanders in te halen of voor te blijven
  2. groep mensen, partijen of bedrijven die samen een aan een gedeeld belang werken
enkelvoud meervoud
naamwoord combine combines
verkleinwoord - -

de combinev / m

  1. (landbouw) landbouwmachine die granen en zaden bij het oogsten in een keer maait, dorst en zeeft
81 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[6]


vervoeging
onbepaalde wijs to  combine 
he/she/it  combines 
verleden tijd  combined 
voltooid
deelwoord
 combined 
onvoltooid
deelwoord
 combining 
gebiedende wijs  combine 

combine

  1. bij elkaar voegen, verenigen
enkelvoud meervoud
combine combines

combine

  1. combine, landbouwmachine die granen en zaden bij het oogsten in een keer maait, dorst en zeeft


combine v

  1. (spreektaal) truc, foefje, list
    «A l'époque, on avait nos combines
    We hadden toen zo onze trucjes. [1]
  2. opzetje, stiekem plan
  3. (spreektaal) onderjurk [1]



vervoeging van
combinar

combine

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van combinar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van combinar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van combinar