associëren
- Geluid: associëren (hulp, bestand)
- as·so·cië·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbintenis aangaan’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
- afgeleid van het Franse associer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
associëren |
associeerde |
geassocieerd |
zwak -d | volledig |
associëren
- tot compagnon maken of nemen
- Het associëren bracht voor beide partijen voordeel bij.
- overgankelijk een betrekking leggen tussen twee begrippen
- Hij associeerde dat woord altijd met zijn slechte ervaringen als kind.
- ▸ Er wordt sterk aangeraden de emmer minstens 25 meter van je tent te plaatsen zodat een eventuele beer niet je tent in strompelt op zoek naar eten. Op deze manier associëren beren mensen niet langer met eten.[4]
- ▸ ‘Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat een ziekenhuis een psychiatrische afdeling heeft. Dat associeer je eerder met een inrichting ergens in de bossen.[5]
1. tot compagnon maken of nemen
- Het woord associëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "associëren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "associëren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ associëren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be