associëren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van associëren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | associëren | te associëren | ||||||
toekomend | zullen associëren | te zullen associëren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geassocieerd | te hebben geassocieerd | ||||||
toekomend | geassocieerd zullen hebben | geassocieerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
associërend | geassocieerd | ev. associeer |
mv. verouderd associeert |
associëre | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | associeer | associeert | associeert | associeert | associeert | associëren | associëren | associëren | |
verleden (o.v.t.) | associeerde | associeerde | associeerde | associeerde | associeerde | associeerden | associeerden | associeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal associëren | zult/zal associëren | zult/zal associëren | zult associëren | zal associëren | zullen associëren | zullen associëren | zullen associëren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou associëren | zou associëren | zou(dt) associëren | zoudt associëren | zou associëren | zouden associëren | zouden associëren | zouden associëren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geassocieerd | hebt geassocieerd | hebt/heeft geassocieerd | hebt geassocieerd | heeft geassocieerd | hebben geassocieerd | hebben geassocieerd | hebben geassocieerd | |
verleden (v.v.t.) | had geassocieerd | had geassocieerd | had geassocieerd | hadt geassocieerd | had geassocieerd | hadden geassocieerd | hadden geassocieerd | hadden geassocieerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geassocieerd hebben | zal/zult geassocieerd hebben | zult/zal geassocieerd hebben | zult geassocieerd hebben | zal geassocieerd hebben | zullen geassocieerd hebben | zullen geassocieerd hebben | zullen geassocieerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geassocieerd hebben | zou geassocieerd hebben | zou/zoudt geassocieerd hebben | zoudt geassocieerd hebben | zou geassocieerd hebben | zouden geassocieerd hebben | zouden geassocieerd hebben | zouden geassocieerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geassocieerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geassocieerd | er is geassocieerd | |||||||
verleden | er werd geassocieerd | er was geassocieerd | |||||||
toekomend | er zal geassocieerd worden | er zal geassocieerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geassocieerd worden | er zou geassocieerd zijn |