associeerde
- Geluid: associeerde (hulp, bestand)
- as·so·ci·eer·de
vervoeging van |
---|
associëren |
associeerde
- enkelvoud verleden tijd van associëren
- Ik associeerde.
- Jij associeerde.
- Hij, zij, het associeerde.
- Ik associeerde.
- ▸ Dit was de eerste keer dat zij deze vakantie met plezier associeerde.[1]
- Het woord associeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.