• ramp·toe·rist
enkelvoud meervoud
naamwoord ramptoerist ramptoeristen
verkleinwoord - -

de ramptoeristm

  1. iemand die door een ramp getroffen plaatsen bezoekt als toeristische attractie
     De Mobiele Eenheid moest zelfs opdraven om de ramptoeristen uit het overstroomde heuvellandstadje te weren. „Er is geen behoefte aan pottenkijkers en ramptoerisme”, richtte premier Rutte zich later in een dringende boodschap tot de vakantiegangers.[1]
     Zo kan het gebeuren, dat Nederlandse automobilisten het hulp- en opruimingswerk bij Breda gaan bemoeilijken door zich als ramptoerist naar het slagveld te spoeden.[2]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Sebastiaan Quekel
    “Ramptoeristen 'eten lachend frietje' tijdens evacuatie van Taco: ‘Bizar en pijnlijk’” (16 juli 2021) op ad.nl  
  2.   Weblink bron Rally van de dood in: Leeuwarder courant: hoofdblad van Friesland (29 augustus 1972), Stichting Leeuwarder courant 1947, Leeuwarden, p. 1. op Delpher.nl  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be