Nederlands

 
tuinaarde in zakken
Uitspraak
Woordafbreking
  • tuin·aar·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinaarde
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tuinaardev / m

  1. vruchtbare grond van een goede structuur die men kan aanbrengen in een tuin om de groei van planten te stimuleren
    • In de aan de verdachten gelinkte lading met 25 pallets bemeste tuinaarde werd eind november 2013 bij de Kanaaltunnel 92 kilo versnijdingsmiddel voor cocaïne en 1 kilo MDMA ontdekt. Met deze laatste lading zouden 11.000 pillen gedraaid kunnen worden, meldde het Openbaar Ministerie.[2] 
    • Op de natste dag van deze maand stond mijn hele achtertuin blank. Al maanden was ik van plan de tegels te vervangen door tuinaarde en grind, maar het was er niet van gekomen.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 24 feb. 2015
  3. NRC Gemma Venhuizen 22 september 2017