• aard·bo·dem
enkelvoud meervoud
naamwoord aardbodem aardbodems
verkleinwoord aardbodempje aardbodempjes

de aardbodemm

  1. (aardrijkskunde) grond of bodem aan de oppervlakte van de aarde waarop de mensen, de dieren en de planten leven
     Niets dan beelden, niets dan een fotoserie met de titel 'Day After' of 'Au revoir', die illustreert hoe de mensheid alles een laatste keer desinfecteert voordat ze van de aardbodem verdwijnt.[1]
     Hierin schreef hij over allerlei groeperingen die hij van de aardbodem wilde laten verdwijnen: de paupers en zuiplappen en 'crétinS en 'imbecielen'22 en 'idioten' en immorelen - ze werden allemaal op één hoop gegooid: de unfit.[2]
  • aardoppervlakte
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  2. Lulu Miller
    “Waarom vissen niet bestaan” (2023), Lebowski Publishers  , ISBN 9789048867325
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be