aardbodem
- aard·bo·dem
- samenstelling van aard en bodem
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardbodem | aardbodems |
verkleinwoord | aardbodempje | aardbodempjes |
de aardbodem m
- (aardrijkskunde) grond of bodem aan de oppervlakte van de aarde waarop de mensen, de dieren en de planten leven
- ▸ Niets dan beelden, niets dan een fotoserie met de titel 'Day After' of 'Au revoir', die illustreert hoe de mensheid alles een laatste keer desinfecteert voordat ze van de aardbodem verdwijnt.[1]
- ▸ Hierin schreef hij over allerlei groeperingen die hij van de aardbodem wilde laten verdwijnen: de paupers en zuiplappen en 'crétinS en 'imbecielen'22 en 'idioten' en immorelen - ze werden allemaal op één hoop gegooid: de unfit.[2]
- aardoppervlakte
1.
- Het woord aardbodem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aardbodem" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Lulu Miller“Waarom vissen niet bestaan” (2023), Lebowski Publishers , ISBN 9789048867325
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be