• aard·var·ken
  • samenstelling van  aard zn  en  varken zn , vanwege de uiterlijke gelijkenis met een varken, feitelijk is er meer verwantschap met olifanten, zeekoeien en klipdassen, in de betekenis van ‘buistandig zoogdier’ aangetroffen vanaf 1727 (zie vindplaats hieronder) [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aardvarken aardvarkens
verkleinwoord aardvarkentje aardvarkentjes

het aardvarkeno

  1. (buistandigen) bepaald soort zoogdier, Orycteropus afer  , dat een lange, kleverige tong heeft, vooral 's nachts actief is en voorkomt in vrijwel geheel Afrika ten zuiden van de Sahara, als enige overlevende vertegenwoordiger van de orde der buistandigen (Tubulidentata  )
    • Heeft u een afbeelding van een aardvarken voor mij? 
     Niet ver van hem af bewoog zich een klein dier. Het was bruin en ongeveer zo groot als een aardvarken.[3]
      De Aardvarkens zyn ontrent de borstels de Europeaansche zwynen gelyk behalven dat geenen eenigzins donker-roder zyn als deze, en dat zy over den rug zulke borstels niet hebben, als de Europeaanschen.[4]
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. aardvarken op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    S.S. Smith
    “Het geheim van de gletscher.” (ca. 1950-1960), N.V. Drukkerij De Spaarnestad, Haarlem, p. 72
  4.   Weblink bron
    Peter Kolbe
    “Naaukeurige en uitvoerige beschrijving van de Kaap de Goede Hoop: behelzende een zeer omstandig verhaal van den tegenwoordigen toestant van dat vermaarde gewest... Deel 1.” (1727), Balthazar Lakeman, Amsterdam, p. 196 kol. 2
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be