• aard·kluit
enkelvoud meervoud
naamwoord aardkluit aardkluiten
verkleinwoord aardkluitje aardkluitjes

de aardkluitv / m

  1. aaneen gekleefd hoopje aarde
     Joss en ik stonden naast elkaar bij zijn graf, en toen ik de aardkluiten op de kist hoorde vallen, wist ik dat er een fase van mijn bestaan was afgesloten.[1]
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1. Victoria Holt
    “De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be