• hu·mus
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘teelaarde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1828 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord humus
verkleinwoord

de humusm

  1. Humus is het traag afbreekbare deel van de organische stof in de bodem; organische stof is al het dode organische materiaal dat in de bodem aanwezig is.
    • Humus is meestal het zwarte van de aarde dat bestaat uit vergane plantenresten. 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]