(aardrijkskunde) grondsoort die lijkt op leem en die men in Zuid-Limburg vindt
Dit soort dingen gaat je aan het hart. Hij schraapt behoedzaam met de rand van de schep. De kleiachtige grond zelf kan niet rotten en het lichaam is heel goed in de jas gerold, zodat de ontbinding is vertraagd. De stof blijft aan de kluiten leemaarde vastzitten en de zij van het lijk komt bloot te liggen, ribben, geelachtig met stukken zwart rottend vlees eraan, waar het krioelt van de wormen, want er is nog heel wat te eten. [2]
Later ontstonden uit de kleinschalige suikerbakkerijen grootschaliger industrieën, zoals de Amsterdamsche Stoom-Suikerraffinaderij (1833-1875). Bij het zuiveren werd hier gebruikgemaakt van eieren en het (goedkopere) ossenbloed, dat echter in 1704 werd verboden, en kalkwater. Bij het uitlekken werden de gesmolten boden bedekt met leemaarde dat door het suikerbrood heen zakte en de laatste verontreinigingen meevoerde. [3]