hoeveelheid
- Geluid: hoeveelheid (hulp, bestand)
- IPA: /huˈvɪ:ɫhɛɪt/
- hoe·veel·heid
- In de betekenis van ‘aantal’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- afgeleid van hoeveel met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoeveelheid | hoeveelheden |
verkleinwoord | hoeveelheidje | hoeveelheidjes |
- de kwantiteit waarin iets aanwezig is
- De hoeveelheid malware is in één jaar verdrievoudigd.
- ▸ Op de trail had ik eindelijk het gevoel een hippie te zijn omdat ik in een gemeenschap leefde van vrije geesten, kleurrijk en stoffig. Niemand scheerde zijn kin of oksels, bh’s bleken niet te werken onder zware rugzakken en er was een gezonde hoeveelheid vrije liefde onder de jonge garde.[3]
- ▸ Maar om te zorgen dat de boog niet instortte in de harde wind moest je een vakwerk van hout en planken bouwen dat vanaf de bodem van het dal omhoogging — er waren enorme hoeveelheden hout nodig om de ondersteuning sterk genoeg te maken.[4]
1. de kwantiteit waarin iets aanwezig is
- Het woord hoeveelheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoeveelheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hoeveelheid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be