Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sterk·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kracht’ voor het eerst aangetroffen in 1434 [1]
  • Afgeleid van sterk met het achtervoegsel -te.
enkelvoud meervoud
naamwoord sterkte sterktes
sterkten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sterktev

  1. de mate waarin iets sterk is
    • De sterkte van beton wordt veel groter door insluiting van voorgespannen staaldraden. 
  2. de grootte of het aantal van iets
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Tussenwerpsel

sterkte!

  1. bemoediging voor mensen die een moeilijke periode doormaken
     In hun reacties proberen mensen elkaars verdriet vaak klein te houden. ‘Nou, sterkte hè.’ Je mag niet zwak zijn.[2]

Werkwoord

vervoeging van
sterken

sterkte

  1. enkelvoud verleden tijd van sterken
    • Ik sterkte. 
    • Jij sterkte. 
    • Hij, zij, het sterkte. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen