sterkte
- sterk·te
- In de betekenis van ‘kracht’ voor het eerst aangetroffen in 1434 [1]
- Afgeleid van sterk met het achtervoegsel -te.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sterkte | sterktes sterkten |
verkleinwoord |
de sterkte v
- de mate waarin iets sterk is
- De sterkte van beton wordt veel groter door insluiting van voorgespannen staaldraden.
- de grootte of het aantal van iets
1. de mate waarin iets sterk is
sterkte!
- bemoediging voor mensen die een moeilijke periode doormaken
- ▸ In hun reacties proberen mensen elkaars verdriet vaak klein te houden. ‘Nou, sterkte hè.’ Je mag niet zwak zijn.[2]
vervoeging van |
---|
sterken |
sterkte
- enkelvoud verleden tijd van sterken
- Ik sterkte.
- Jij sterkte.
- Hij, zij, het sterkte.
- Ik sterkte.
- Het woord sterkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sterkte" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sterkte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gijsbert van Es“En dan de tijd daarna” (24 juli 2014) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be