• množ·ství
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord mnohý met het achtervoegsel -ství

množství o

  1. hoeveelheid
    «Vzduch může za určité teploty pojmout jen jisté množství vodní páry.»
    Lucht kan bij een bepaalde temperatuur een zekere hoeveelheid waterdamp bevatten.
  2. groot aantal
    «Bylo tam množství výrobků.»
    Er was daar een groot aantal producten.
  1. počet monbezield, kvantum o, kvantita v, četnost v, početnost v
  2. hojnost, mnoho, hromada v, spousta, hafo, přehršel, (alleen bij mensen) nával, masa, dav monbezield, houf, zástup