schaap
- schaap
- erfwoord via Middelnederlands schaep / scaep van Oudnederlands skap, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaap | schapen |
verkleinwoord | schaapje | schaapjes |
het schaap o
- (evenhoevigen) Ovis aries , een holhoornige herkauwer waarvan de gedomesticeerde soort wol levert
- De meeste kinderboerderijen houden ook schapen.
- ▸ Een tropische versie van Schotland, met meer dan 60 miljoen schapen en ontelbare gevaarlijke rivieren.[4]
- moeflon, schapen, bokken, holhoornigen, herkauwers, evenhoevigen, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- blauwschaap, Dalls schaap, dikhoornschaap, kamtsjatkasneeuwschaap, korjaksneeuwschaap, manenschaap, ochotsksneeuwschaap, sneeuwschaap, woestijndikhoornschaap
- bergschaap, bokschaap, corantijnschaap, enterschaap, fokschaap, heideschaap, hokschaap, huisschaap, inschaap, kameelschaap, karakoelschaap, kloonschaap, kwelderschaap, leegschaap, lokschaap, maanschaap, melkschaap, merinoschaap, merinosschaap, mestschaap, moederschaap, moerasschaap, negrettischaap, oonschaap, opblaasschaap, opschaap, rambouilletschaap, rasschaap, reclameschaap, slachtschaap, steenschaap, steppeschaap, tedalschaap, uitschaap, vetstaartschaap, vleesschaap, weerschaap, weideschaap, wolschaap, zwartschaap
- schaapachtig, schaapgoed, schaapherder, schaapherderin, schaaphok, schaapkameel, schaapman, schaapmannetje, schaapreclame, schaapsbout, schaapsbouw, schaapscheerder, schaapsdoorn, schaapsdravik, schaapsherder, schaapshond, schaapshoofd, schaapskikker, schaapsklaver, schaapskleren, schaapskooi, schaapskop, schaapskudde, schaapsleder, schaapsleer, schaapsleren, schaapsoor, schaapspokken, schaapsstal, schaapsvacht, schaapsvel, schaapsvis, schaapwachter, schapekooi, schapen met bokken verdelen, schapenaard, schapenband, schapenbloem, schapenboer, schapenboon, schapenborst, schapenbot, schapenboter, schapenbouillon, schapenbout, schapendief, schapendistel, schapendoder, schapendoes, schapendrift, schapeneiland, schapenfarm, schapenfoetus, schapenfok, schapenfokker, schapenfokkerij, schapengaas, schapengal, schapengras, schapengrasmineermot, schapengrasuil, schapenherder, schapenhoeder, schapenhok, schapenhoogland, schapenhorzel, schapenhouder, schapenhouderij, schapenhuid, schapenkaas, schapenkervel, schapenkeutel, schapenklaver, schapenkooi, schapenkop, schapenkotelet, schapenkudde, schapenkut, schapenland, schapenleder, schapenleer, schapenleren, schapenlever, schapenlichaam, schapenlong, schapenluis, schapenmarkt, schapenmelk, schapenmelker, schapenmest, schapennest, schapenneuker, schapenoog, schapenoor, schapenpad, schapenpokken, schapenpoot, schapenras, schapenrib, schapenschaar, schapenscheerder, schapenschot, schapensmeer, schapenstaart, schapenstal, schapentalk, schapenteek, schapenteelt, schapentong, schapenvacht, schapenvanger, schapenvel, schapenvet, schapenvlees, schapenvlies, schapenvoeder, schapenvoer, schapenwei, schapenweide, schapenweiderij, schapenwol, schapenwolk, schapenwollen, schapenworst, schapenziekte, schapenzuring
- Indien schaap wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep schapen zie dan Hyponiemen schapen
- een kudde schapen
- Als de herder verdwaalt dolen de schapen
als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten
- Als er een schaap over de dam is, volgen er meer
als er de eerste stap is gezet is het voor een ander niet moeilijk meer om die ook te maken en volgt de rest vanzelf
- De bokken van de schapen scheiden
De goeden apart van de kwaden zetten of een scheiding maken tussen goede en slechte mensen ofwel: Een scheiding maken tussen mannen en vrouwen ofwel: Een scheiding maken tussen mensen die iets durven of kunnen ten opzichte van anderen.
- Er gaan veel makke schapen in een hok
wanneer iedereen rustig blijft, passen veel mensen in dezelfde ruimte
- Het verloren schaap (zijn)
de gezochte (zijn)
- Het zwarte schaap zijn
totaal anders dan de rest ofwel: iemand die altijd de schuld krijgt
- Schapen met bokken verdelen
- zijn schaapjes op het droge hebbebn
zijn zaken goed geregeld hebben
- ∗ Maar zoals het er nu voor stond, moesten ze dus wachten tot die onbekwame zakenman zijn schaapjes op het droge had? Dan liepen ze het risico dat ze lang moesten wachten.[5]
- ∗ Het ijs was aan het smelten in het Vasaparken en dat betekende het eind van het ijshockeyseizoen, en daarmee ook het eind van het meisjestikkertje spelen, maar dat was geen grote zorg, in ieder geval niet voor mij, die zijn schaapjes op het droge had.[6]
1. Ovis aries, een holhoornige herkauwer waarvan de gedomesticeerde soort wol levert
een kudde schapen
- Het woord schaap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ schaap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "schaap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be