schapenvacht
- Geluid: schapenvacht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxapə(n)ˌvɑxt / (3 lettergrepen)
- scha·pen·vacht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schapenvacht | schapenvachten |
verkleinwoord | schapenvachtje | schapenvachtjes |
- (zoötomie) lange, gekrulde beharing van het schaap Ovis aries
- ▸ De wolvenkaken malen alles met gemak fijn. Alleen schapenvacht is vaak te dik en te wollig om te verteren.[2]
- geprepareerde huid met beharing van een schaap Ovis aries , of kunststof nabootsingen daarvan
-
1. De schapenvacht bedekt vooral de romp van het dier.
-
2. Een schapenvacht op een tentoonstelling.
- een wolf in een schapenvachtiemand die doet alsof hij geen kwade bedoelingen heeft
- Het woord schapenvacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Freek Schravesande & Gemma Venhuizen“De zwerftocht van Naya de wolf: een reisdagboek” (13 april 2018) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Rinskje Koelewijn“‘Dooddoeners zijn een goed medicijn’” (5 januari 2018) op nrc.nl
- ↑ Petra Possel“Ook eenvoudige gerechten verdienen liefde en aandacht” (9 maart 2017) op nrc.nl