schaapsleren
- schaaps·le·ren
- afleiding van schaapsleer met het achtervoegsel -en
stellend | |
---|---|
onverbogen | schaapsleren |
verbogen |
schaapsleren
- gemaakt van schaapsleer
- ▸ Vasja lag op zijn uitgespreide schaapsleren jas aan de zoom van het bosje.[1]
- Het woord schaapsleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396