Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaaps·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen schaapsleren
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

schaapsleren

  1. gemaakt van schaapsleer
     Vasja lag op zijn uitgespreide schaapsleren jas aan de zoom van het bosje.[1]


Gangbaarheid


Verwijzingen