schapenhouderij
- scha·pen·hou·de·rij
- afgeleid van schapenhouder zn met het achtervoegsel -ij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schapenhouderij | schapenhouderijen |
verkleinwoord |
de schapenhouderij v
- (veeteelt) bedrijf waar men schapen houdt
- ▸ De Raad van State heeft de gemeente Twenterand opgedragen alsnog te bekijken of er een milieu-effectrapportage (mer) nodig is voor de uitbreidingsplannen van de pluimvee- en schapenhouderij van A. Duine in Geerdijk.[2]
- het houden van schapen in het algemeen
- ▸ Vier van de zieken hebben geen professionele band met de geiten- of schapenhouderij.[3]
1. bedrijf waar men schapen houdt
2. het houden van schapen in het algemeen
- Het woord schapenhouderij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Raad van State zet rem op uitbreiding kippenstal” (10-02-2012), Tubantia
- ↑ Weblink bron “GGD Friesland: Bron Q-koorts is onvindbaar” (28-09-2012), Tubantia