schaapherder
- schaap·her·der
- samenstelling van schaap en herder [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaapherder | schaapherders |
verkleinwoord | - | - |
de schaapherder m
- (beroep) herder van schapen
- Het woord schaapherder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaapherder" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be