schaapscheerder
- schaap·scheer·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaapscheerder | schaapscheerders |
verkleinwoord |
de schaapscheerder m
- (beroep) iemand die voor zijn beroep schapen ontdoet van de dikke vacht
- De Nieuw-Zeelandse Federatie van Boeren wil dat het scheren van schapen in competitieverband een olympische sport wordt. Een woordvoerster van de federatie zei vandaag dat de schaapscheerders een atletische topprestatie leveren en dat de sport daarom internationale erkenning verdient. [3]
- Nadat Peta beelden had verzameld van de scheerderijen in het Australische Victoria, werden de eerste schaapscheerders daar veroordeeld. ‘We zullen deze strijd winnen’, is Newkirk overtuigd. ‘De jongeren, zij hebben het in de gaten. Zij begrijpen het. En schapen zijn zo zacht, zo lief!’ [4]
- De kudde levert Blind nog niet genoeg op om van te bestaan. Omdat de markt momenteel niet al te best is en de prijzen onder druk staan, werkt hij er in het voorjaar bij als schaapscheerder. [5]
- Het woord schaapscheerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ schaapscheerder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 17 JANUARI 2012 'Schapenscheren moet olympische sport worden'
- ↑ De Standaard 25/09/2017 om 11:26 door rvs Niet bont maar wol is het probleem
- ↑ Tubantia Hans Brok 27-07-16 Geen zin om gras te maaien? Huur een schapenkudde uit Buurse!