• avis
enkelvoud meervoud
naamwoord avis -
verkleinwoord - -

het aviso

  1. (verouderd) mening, advies
    • Asperen ‘conformeerde zig met het avis van den Heere van Brederode.’ [2]
  2. (verouderd) overleg, beraad
  3. (verouderd) bericht, boodschap, leus
    • Op het avis, dat alle directie-, bureau- en regiemededeelingen en opdrachten, als ook straffen, bekend maakt, staat: „Eereavond Captain Walker"; tevens een bevel aan het personeel om niet allen tijdens dit nieuwe nummer in de barrière te gaan staan. [3]

de avism

  1. letterlijk: vogel (alleen in onderstaande uitdrukking)
    • Low heeft zich, kortom, op een vruchtbare manier ontwikkeld, zonder dat The Great Destroyer nu meteen een rara avis in de discografie is geworden. [4]
  • rara avis
witte raaf; zeldzaamheid; hoge uitzondering
  • Het is niet correct om 'rara avis' met vreemde vogel te vertalen, omdat het eerste begrip vooral zeldzaamheid benadrukt met een eerder positieve ondertoon, terwijl het tweede begrip alleen op personen duidt die afwijkend zijn met een eerder negatieve ondertoon.
29 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[5]


  • avis
  • van Oudfrans avis, verkorting van de frase 'ce m'est a vis' "dat is mijn kijk erop"
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  avis     l'avis     avis     les avis  

avis m

  1. mening
  2. advies
  3. bericht


avis v

  1. (dierkunde) vogel
    «Avis in caelō volat.»
    De vogel vliegt in de lucht.
  2. (figuurlijk) voorteken
  • avis noctis
    • uil
  • avibus velari
    • met klederen van vogelveren


avis v

  1. (evenhoevigen) schaap