uil
- Geluid: uil (hulp, bestand)
- IPA: / œyl / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /œʏ̯ɫ/, /ʌʏ̯ɫ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /œːl/
- uil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uil | uilen |
verkleinwoord | uiltje | uiltjes |
de uil m
- (dierkunde) benaming voor vogels uit de orde Strigiformes , roofvogels die vooral 's nachts jagen; onderverdeeld in twee families: Strigidae en Tytonidae
- (vlinders) benaming voor vlinders uit de familie Noctuidae , nachtvlinders waartoe meer dan 25.000 soorten behoren
- (informeel) (pejoratief) dom persoon
- Een uil van een vent.
- [1] zie de categorie: Uilen in het Nederlands
1. (deels nog toe te voegen)
|
2. vlinder
- beter met de uil gezeten dan met de valk gevlogen,
- ieder meent dat zijn uil een valk is
- Elk meent zijn uil een valk te zijn.
Elke ouder denkt dat zijn kind het beste is.
- een uil vangen
een grote strop hebben
- uilen naar Athene dragen
nutteloos werk verrichten
- een uiltje knappen
een dutje doen
1. benaming voor vogels uit de orde Strigiformes
|
|
2. benaming voor vlinders uit de familie Noctuidae
- Het woord uil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uil" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "uil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ uil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uil | uile |
uil