kosmopoliet
- Geluid: kosmopoliet (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkɔsmopoˈlit / (4 lettergrepen)
- kos·mo·po·liet
- van Frans cosmopolite zn , in de betekenis van ‘wereldburger’ voor het eerst aangetroffen in 1776 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kosmopoliet | kosmopolieten |
verkleinwoord |
de kosmopoliet m
- (persoon) wereldburger die zich overal (en dus eigenlijk ook nergens) thuis voelt
- Kosmopoliet als hij was, had Heldring altijd gemopperd dat de koningin te weinig normale mensen ontmoette. [4]
- Kosmopolieten houden er een dubbele culturele moraal op na, betoogt Ruud Koopmans. De culturele identiteit van minderheden willen zij beschermen, terwijl die van de meerderheid wordt weggezet als bedenkelijk nationalisme.[5]
- (vlinders) bepaald soort nachtvlinder, Leucania loreyi
- [1] wereldburger, ubiquist
1. wereldburger die zich overal (en dus eigenlijk ook nergens) thuis voelt
- Het woord kosmopoliet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kosmopoliet" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kosmopoliet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kosmopoliet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Withuis, JolandeJuliana 2016 ISBN 978-90-234-3523-5 pagina 188
- ↑ Volkskrant Ruud Koopmans 3 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be