• kos·mo·po·li·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kosmopolitisch kosmopolitischer
verbogen kosmopolitische kosmopolitischere
partitief kosmopolitisch kosmopolitischers -

kosmopolitisch

  1. betrekking hebbend op de hele wereld en dus niet alleen maar tot de eigen stad of het eigen land
    • Zwitserland kan voor andere landen geen model zijn, maar wel een bron van inspiratie. Ik heb vaak gedacht dat juist in Nederland, waar de burgers meer kosmopolitisch zijn dan in het conservatieve Zwitserland, directe democratie heel goed zou kunnen werken.' [1] 
    • Löw is volgens de jury met zijn stijl van leidinggeven en spelopvatting over het Duitse elftal een 'uitstekende ambassadeur van een modern, kosmopolitisch en sympathiek Duitsland.' Löw voerde deze zomer 'Die Mannschaft' naar de wereldtitel in Brazilië. [2] 
    • Hoe ‘kosmopolitisch’ de aanslag was, blijkt uit de 34 verschillende nationaliteiten van de doden en gewonden, van Europeanen en Afrikanen tot Aziaten, Amerikanen en Australiërs. Onder de doden zijn onder anderen een driejarig Spaans jongetje, twee jonge Italianen, vrouwen uit België en Portugal en een 42-jarige Noordamerikaan. De drie enige Nederlandse slachtoffers werden gisteren met succes aan hun verwondingen geopereerd. [3] 
90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]