De ogen van uilen zijn zeer goed aangepast aan het donker. Ze zijn groot en staan voor in de kop, zodat ze een groot gezichtsveld hebben. Ze hebben gevoelige netvliezen en grote pupillen, zodat zelfs het kleinste sprankje licht wordt opgevangen. Op het netvlies zit een reflecterende laag, die het beetje licht dat erop valt weer terugkaatst, zodat de uilenogen wat licht geven en hij ’s nachts beter kan zien. [1]
Soms wordt je geduld beloond en lijkt het alsof je als enige een belangwekkende ontdekking doet: een dwarszittende braakbal, verbaasd kijkende uilenogen als er padden langs het nest trekken of een spin die aan een draadje boven de uil afdaalt. [2]