• bos·uil
enkelvoud meervoud
naamwoord bosuil bosuilen
verkleinwoord bosuiltje bosuiltjes

de bosuilm

  1. (uilen) bepaald soort vogel, Strix aluco   die zowel overdag als 's nachts kan jagen
    • De bosuil heeft een bruin verenkleed met witte vlekken en strepen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]