bosuil
- bos·uil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosuil | bosuilen |
verkleinwoord | bosuiltje | bosuiltjes |
de bosuil m
- (uilen) bepaald soort vogel, Strix aluco die zowel overdag als 's nachts kan jagen
- De bosuil heeft een bruin verenkleed met witte vlekken en strepen.
- Afrikaanse bosuil, bonte bosuil, Braziliaanse bosuil, bruine bosuil, chacobosuil, gestreepte bosuil, gevlekte bosuil, Indische bosuil, kleine himalayabosuil, maghrebbosuil, Maleise bosuil, Mexicaanse bosuil, Palestijnse bosuil, Pater Davids bosuil, roodpootbosuil, vale bosuil, witbroekbosuil, zwart-witte bosuil, zwartgestreepte bosuil
- Indien bosuil wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep bosuilen zie dan Hyponiemen bosuilen
1. bepaald soort vogel, Strix aluco
- Het woord bosuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bosuil" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bosuil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be