witbroekbosuil
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- wit·broek·bos·uil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witbroekbosuil | witbroekbosuilen |
verkleinwoord | witbroekbosuiltje | witbroekbosuiltjes |
Zelfstandig naamwoord
de witbroekbosuil m
- (uilen) Strix albitarsis een lid van de familie van de 'echte' uilen (Strigidae). Deze soort komt voor van de Colombiaanse Andes tot Venezuela, Ecuador, Peru en Bolivia en telt 3 ondersoorten
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'witbroekbosuil' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.