[1] Krakelingen
 
[2] Krakeling' in Nordisk familjebok
  • kra·ke·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord krakeling krakelingen
verkleinwoord krakelingetje krakelingetjes

de krakelingm

  1. (voeding) een baksel in de vorm van een acht
    • Heb je zin in een krakeling? 
  2. (vlinders) bepaald soort nachtvlinder, Diloba caeruleocephala   uit de familie uilen (Noctuidae). Midden op de voorvleugel heeft de vlinder een tekening in de vorm van een krakeling (koekje), waaraan het dier zijn Nederlandse naam dankt. De voorvleugellengte bedraagt tussen de 15 en 19 millimeter. De soort komt verspreid over Europa voor. Hij overwintert als ei
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]