chouette
- Uit Oudfrans choete, çuete, een verkleinvorm van choe, choue “uil”, uit Oudfrankisch *kāwa- “een vogelsoort, kauw” (verg. Nederlands kauw) [1]
chouette v
chouette
- (figuurlijk) aardig, leuk, schattig (lett. “als een uiltje”)
chouette
- (spreektaal) mieters, tof
- «Chouette! Les vacances sont enfin arrivées!»
- Tof! Het is eindelijk vakantie!
- «Elle est chouette, ta frangine!»
- Jouw zus is te gek! [2]
- «Chouette! Les vacances sont enfin arrivées!»