Hij zag de oude, grijze Schelde, van Antwerpen tot Rupelmonde, hij zag de bossen rood en geel van de herfst, hij zag rond de abdij en het kasteel het lemen dorp met rieten daken, hij zag reigers in de kreken staan dromen, valken vielen neer op bosduiven, de torenuilen werden wakker, maar hij zag geen ruiters of honden, hij hoorde geen jachthoorns en in het dorp was weinig of geen beweging. [2]
De immer zuchtende kerkuil, torenuil, katuil of sluieruil heet in Groningen oranje uil en in Drenthe lijk uil, naar de langwerpige oogsluiers, wit met oranje. Daarom heet hij ook wel Strix flammea, (vlammend) de sluier heeft wat weg van een vuurtong, een vlam. Men kan de sluier ook met een hart vergelijken. [3]