kuiken
  • kui·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord kuiken kuikens
verkleinwoord kuikentje kuikentjes

het kuikeno

  1. (dierkunde) (veeteelt) jong hoen, of meer algemeen: donzig jong vogeltje
  2. (figuurlijk), licht (pejoratief) onnozel of dom persoon
[1] termen uit de ornithologie:
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]