adelaarsjong
- Geluid: adelaarsjong (hulp, bestand)
- IPA: / ˈadəlarsˌjɔŋ / (4 lettergrepen)
- ade·laars·jong
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adelaarsjong | adelaarsjongen |
verkleinwoord | - | - |
het adelaarsjong o
- (dierkunde) opgroeiende arend die nog door zijn ouders wordt verzorgd
- ▸ Een adelaarsjong is niet hetzelfde als een adelaar. Laten we uitscheiden met opblazen en oppompen. Laten we de dingen bij de naam noemen en niet groter voorstellen dan ze zijn.[1]
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord 'adelaarsjong' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Charlotte Mutsaers“Moeder os en vader ezel” (7 maart 2003) op nrc.nl