• over·zo·me·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overzomeren
overzomerde
overzomerd
zwak -d volledig

overzomeren

  1. inergatief (dierkunde) de zomer in een potentieel broedgebied doorbrengen zonder tot broeden te komen
     Het wordt spannend of de kraanvogels de komende jaren ook in andere gebieden in Nederland zullen gaan broeden. Op steeds meer plaatsen (zoals in de Achterhoek) overzomeren de laatste jaren kraanvogels in geschikt broedgebied.[1]
termen uit de ornithologie:
  1.   Weblink bron “Nature today” (9 maart 2012)