adelaarshorst
Niet te verwarren met: Adelaarshorst |
- Geluid: adelaarshorst (hulp, bestand)
- IPA: / ˈadəlarsˌhɔrst / (4 lettergrepen)
- ade·laars·horst
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adelaarshorst | adelaarshorsten |
verkleinwoord |
de adelaarshorst m
- (dierkunde) nest van een arend, altijd op een hooggelegen plaats
- ▸ Hun strijd wordt niet op het terrein van de mentaliteit uitgevochten, daar is Hardenberg superieur aan Florian, maar via de beklimming van een adelaarshorst.[1]
termen uit de ornithologie:
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord adelaarshorst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Daan CartensDe verlossing van het kwade : De ‘Duitse’ romans van Louis Ferron in: Bzzlletin., jrg. 9 nr. 80 (november 1980), BZZTôH, Den Haag, p. 43