adelaarsnest

Nederlands

het adelaarsnest o

(dierkunde) verblijf- en broedplaats van arenden, doorgaans op een heel hoge plek
▸ Een mus werd tot adelaar benoemd. (…) Onze mus zit op de adelaarsrots, in het adelaarsnest, en voelt zich erg weinig op zijn gemak. Het tocht ontzettend!....^[2]
(figuurlijk) hoog gelegen plaats
▸ Ik had voor twee maanden een geïsoleerd huis op een heuvel gehuurd. () Een butagasfles naar zo'n adelaarsnest krijgen kostte een halve dag, een schrijfmachinelint een hele, de geiserreparateur had nog meer moeite mij te vinden dan ik hem en verplichtte mij na de eerste poging tot op hem wachten in een café.^[3]
(figuurlijk) verheven positie
▸ Hij verlaat het superieure uitzicht van het adelaarsnest, om aan te schuiven in een koffiehuis, waar hij als een man van middelbare leeftijd in de tijdschriften bladert, en anderen de naakte waarheid toont, de besmeurde centerfold van hervormd Nederland.^[4]

termen uit de ornithologie:

Het woord adelaarsnest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
↑ Weblink bron Kort bestek : Russische politieke parabel, Wereld-bibliotheek, Amsterdam / Antwerpen in: De Nieuwe Stem., jrg. 10 nr. 3 (maart 1955), p. 186 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
↑ Weblink bron
Tim Krabbé
Brievenbus zit postbode achterna in: Vrij Nederland. Boekenbijlage., jrg. 1986 nr. 25 (21 juni 1986), Stichting Vrij Nederland, Amsterdam, p. 4 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
↑ Weblink bron
F. van Lamoen
Signaleringen : Jacob Campo Weyerman, De Naakte Waarheyt (1737). in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman., jrg. 22 nr. 1 (voorjaar 1999), Stichting Jacob Campo Weyerman, Amsterdam, p. 51 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	adelaarsnest	adelaarsnesten
verkleinwoord