Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • foe·ra·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
foerageren
foerageerde
gefoerageerd
zwak -d volledig

Werkwoord

foerageren

  1. inergatief voer, levensmiddelen halen (verzamelen)
    • Er werd een dagje gefoerageerd en daarna begon de tocht. 
  2. inergatief (dierkunde) (steltlopers) op slikken of wad heen en weer lopen en met de snavel in het slik prikken op zoek naar voedsel
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
[2] termen uit de ornithologie:
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be