broedpaar
- broed·paar
- samenstelling van broeden ww en paar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broedpaar | broedparen |
verkleinwoord | broedpaartje | broedpaartjes |
het broedpaar o
- (dierkunde) twee vogels die samen voor het uitbroeden van eieren zorgen
- ▸ Boeren die stukken land opofferen om weidevogels te laten broeden, krijgen in Friesland een vergoeding van duizend euro per broedpaar per jaar. De provincie wil zo het verlies van broedgebied door de verlegging van de A31 compenseren.[1]
- ▸ Volgens Koks is dit eerste broedpaar van de steppekiekendief in Nederland groot nieuws in vogelland. Tot nu toe heeft de steppekiekendief in Europa alleen gebroed in Finland.[2]
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord broedpaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Compensatie voor weidevogels” (25 oktober 2010), NOS
- ↑ Weblink bron “Zeldzame steppekiekendief broedt voor het eerst in Nederland” (Vrijdag 14 juli 2017, 02:09), NOS