Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pul·lus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pullus pulli
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pullusm

  1. (dierkunde) jonge, nog nog met dons beklede vogel
    • Aangezien eerder op het broedseizoen het vrouwtje wel samen met het mannetje werd waargenomen, lijkt het zeer aannemelijk dat de pullus afkomstig is van een zuiver broedgeval. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen
[1] termen uit de ornithologie:

Gangbaarheid

Verwijzingen


Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈpul.lus/

Zelfstandig naamwoord

pullus m

  1. jong dier
  2. kip
  3. (figuurlijk) lieverd, schatje
Verbuiging
Overerving en ontlening