roeipotig
  • roei·po·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen roeipotig roeipotiger roeipotigst
verbogen roeipotige roeipotigere roeipotigste
partitief roeipotigs roeipotigers -

roeipotig

  1. (zoötomie) zwemvliezen tussen de tenen van de poten hebbend
termen uit de ornithologie:
20 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be