baltsroep
- balts·roep
- samenstelling van balts zn en roep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baltsroep | baltsroepen |
verkleinwoord | - | - |
de baltsroep m
- (dierkunde) (bij vogels en kikkers) geluid dat mannetjes in de paringstijd maken om vrouwtjes te lokken
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord 'baltsroep' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Anke Brouns geciteerd door Gemma Venhuizen“Oude kalksteengroeve in Limburg is nu Walhalla voor zeldzame insecten” (22 maart 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron “De franjelipvleermuis spiekt” (22 juni 2006) op nrc.nl