takkeling
- tak·ke·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | takkeling | takkelingen |
verkleinwoord | takkelingetje | takkelingetjes |
de takkeling v
- (dierkunde) jonge vogel die nog niet kan vliegen of alleen maar van tak naar tak kan gaan
- ▸ Hij liet zien dat hier wel degelijk buizerds rondvlogen, de eerste tergend langzaam wiekend over open veld, de tweede fladderend van iep tot iep. 'Een takkeling', zei Hake, 'vliegt nog alleen van tak naar tak.'[3]
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord 'takkeling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "takkeling" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ takkeling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Klei geworden Fantasialand; Het waarachtige paradijs van de IJsselmeerpolders” (5 oktober 1996), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be