dompelaar
- dom·pe·laar
- Naamwoord van handeling van dompelen met het achtervoegsel -aar [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dompelaar | dompelaars |
verkleinwoord | dompelaartje | dompelaartjes |
de dompelaar m
- (techniek) voorwerp of onderdeel dat in een vloeistof wordt ondergedompeld
- (elektrotechniek) warmtespiraal die in een hoeveelheid vloeistof gezet kan worden om die te verwarmen
- (dierkunde) benaming voor watervogels die helemaal onder water duiken, zoals duikers en futen
[3] termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
3. benaming voor watervogels die helemaal onder water duiken
- Het woord dompelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dompelaar" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dompelaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be