dompelen
- dom·pe·len
- In de betekenis van ‘onder laten gaan in vloeistof’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- Een frequentatieve vorm van het verouderde dompen (doen ondergaan) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dompelen |
dompelde |
gedompeld |
zwak -d | volledig |
dompelen
- overgankelijk in een vloeistof steken
- Dompel de bijtring niet in koud of kokend water om deze te steriliseren.
- Hij dompelde de aardappels in het water om ze schoon te maken.
- overgankelijk ~ in: rouw of verdriet overdrachtelijk iets alomtegenwoordig maken
- Het vreselijke ongeluk dompelde de stad in diepe rouw.
- Het woord dompelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dompelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dompelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dompelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be