sneeuwtrekker
- Geluid: sneeuwtrekker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsnewtrɛkər / (3 lettergrepen)
- sneeuw·trek·ker
- samenstelling van sneeuw zn en trekker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneeuwtrekker | sneeuwtrekkers |
verkleinwoord | sneeuwtrekkertje | sneeuwtrekkertjes |
de sneeuwtrekker m
- (verkeer) voertuig, gewoonlijk een tractor, die speciaal is uitgerust om sneeuw te ruimen
- We hebben op wintersport een ritje op een sneeuwtrekker gemaakt.
- ▸ De keuken is niet meer te bereiken: slechts eenmaal per dag slaagt men erin om de barakken met een sneeuwtrekker van proviand te voorzien.[1]
- (dierkunde) vogel die begint te trekken bij sneeuwval
- De appelvink is een bekende sneeuwtrekker.
- ▸ Momenteel zien we de typische sneeuwtrekkers binnenkomen. Dit zijn vogels die op de vlucht slaan voor koude en sneeuw en dan in groten getale 'op de been' zijn en daardoor in de problemen geraken.[2]
[2] termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord 'sneeuwtrekker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron J.G. VeenhofGevangenen in de taiga in: Eilanden-nieuws., jrg. 77 nr. 7377 (1 februari 2005), p. 5 kol. 2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Eerste koudeslachtoffers...” (februari 2021) op natuurhulpcentrum.be