• balts
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘paringsritueel’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord balts baltsen
verkleinwoord - -

de baltsm

  1. (seksualiteit) het paargedrag van met name vogels
vervoeging van
baltsen

balts

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baltsen
    • Ik balts. 
  2. gebiedende wijs van baltsen
    • Balts! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baltsen
    • Balts je? 
69 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[3]


balts

  1. wit